Op de crossmotor en wegracemachine was Wiljan van Wikselaar al een bekende coureur, maar hij heeft nog niet zo lang geleden zijn eerste stappen in de rallywereld gezet. Mede door de coronacrisis ging het ineens heel hard met de man uit Harskamp, die als kind al naar de Dakar Rally keek. In gesprek met de debutant.
“Ik heb toen ik jong was lang op de crossmotor gezeten en daar daarna een poosje geracet op de weg”, aldus de 25-jarige Van Wikselaar, die zijn – voor de buitenwereld – plotse debuut in de Dakar Rally motiveert. “Dat gaan we volgend jaar ook weer oppakken, maar door corona was het steeds een half seizoen. Afgelopen jaar heb ik besloten dat niet meer te doen omdat er veel geld in zit, de sponsoren willen graag komen kijken en dat kon allemaal niet. Het werd er niet leuker op. Je ging heen voor het racen, maar ik wil er ook een beetje plezier aan hebben. Dus we hebben een seizoen overslagen. Ik wilde wel iets hebben om voor te trainen. Ik wilde toch eigenlijk altijd wel een keer de Dakar rijden en toen had ik met Mitchel [van den Brink] het idee om een keer in Andalusië te rijden. Toen kwamen er pakketten van de Andalucia Rally met de Rally van Marokko en uiteindelijk ook de Dakar. Ik won in Andalusië de enduro cup en toen ging het ineens heel hard en nu sta ik aan de start van de Dakar. Je kijkt er best wel tegenop als je klein bent, het is een groot evenement en binnen een jaar heb je zoveel mensen die je ondersteunen dat je zelf mee kunt doen. Dat is best apart.”
De zoektocht naar uitdaging blijkt voor Van Wikselaar altijd een drijfveer, ook nu. Maar hoger dan de Dakar Rally? “Mijn hele leven bestaat uit het afwerken van zoveel mogelijk uitdagingen op motorsportgebied, waar kun je dan nog verder in gaan dan de Dakar rijden.” Het was desondanks een stijle leercurve voor Van Wikselaar, die de afgelopen maanden enkele wedstrijden afwerkte om zichzelf klaar te stomen. In de Andalucia Rally reed de coureur enkel snelle pistes en kon hij terugvallen op zijn crosservaring, in de Rallye du Maroc maakte de Harskamper voor het eerst kennis met het mulle zand. “Ik heb daar echt een hoop geleerd, als je Dakar wilt rijden moet je daar gewoon heen”, blikt hij terug op de wedstrijd in Marokko. “Ik had van tevoren nooit echt ingeschat dat het in de duinen zo anders zou zijn. In zo’n rally kom je dat wel echt tegen. Dan leer je heel veel en als je zonder naar Dakar zou kunnen, dan wordt het wel een hele opgave.” Na een paar dagen had hij de slag in de duinen wel te pakken, maar constateerde Van Wikselaar wel dat hij moest werken aan zijn conditie: “Ik was niet fit genoeg. Ik kwam mezelf gewoon tegen de laatste twee dagen. Als je niet fit en sterk genoeg bent, dan heb je overal spierpijn en dat wordt elke dag erger. Het is een soort optelsom en als je zo naar de Dakar zou gaan is het veel te lang. Dan moet je wel echt fit zijn.”
Die lessen konden de afgelopen maanden direct in de praktijk gebracht worden door Van Wikselaar, maar daarbij had hij nog wel tegenslag. “Ik heb in Marokko nog een crash gehad waardoor er een breuk in een van m’n rugwervels gevonden is, daar voel ik nog steeds maar het hindert me niet. Het gevoel is goed, de voorbereiding is goed geweest. Ik ben gewoon in zoverre hersteld dat ik een goede voorbereiding heb kunnen afwerken”, aldus Van Wikselaar, die de afgelopen maanden vele te vinden was in de sportschool. Hij werkt zijn eerste Dakar af onder de vleugels van Bart van der Velden, die met zijn BAS Dakar-formatie weer een aantal privérijders gaat begeleiden. Ook daarvoor was het optreden in Marokko een nuttige oefening, vindt Van Wikselaar. “Je leert het team goed kennen. Het zijn goede jongens en ik ben de enige Nederlander in het team. Het is wel fijn dat die monteurs ook uit Nederland komen, dan kun je het ’s avonds toch een beetje van je af praten en het is makkelijker om problemen te signaleren. Als je een mooie dag hebt gehad, kun je erover praten maar ook als je een mindere dag gehad hebt.”
Hij vervolgt: “Ik verwacht wel dat het heel zwaar gaat worden. Je hoort ook links en rechts wel dat het veel zand gaat worden, maar dat is voor mij niet erg. Ik vind het hartstikke mooi en wil het liefst zoveel mogelijk veel duinen rijden. Ik ben er zeker niet bang voor, maar het is natuurlijk wel totaal anders dan in Nederland. De eerste dagen in Marokko werd ik echt om m’n oren gereden in de duinen, ik wist niet wat ik meemaakte. Je moet het gewoon durven, een groot hart hebben. Als je niet durft verlies je veel snelheid. De punten van de duinen ook, de eerste dagen spring je niet zomaar een dal in. Na vier, vijf dagen gaat alles steeds makkelijker en dan zie je ook dat oudere en meer ervaren coureurs daar zoveel makkelijker rijden.”
Uitrijden wordt daardoor ook een kwestie van indelen en het vinden van een juiste balans tussen snelheid en risico’s: “In Marokko kun je nog tegen de negentig procent van je kunnen rijden, maar in een lange wedstrijd als de Dakar kun je maar op zeventig procent gaan. De dagen zijn zo lang en je bent er zo lang mee bezig, je moet een behoorlijk budget verzamelen. Je kunt niet alle dagen risico nemen, een sleutelbeen is zomaar gebroken.”