“Een supervette special!” Daar waren Jan en Ben van de Laar het roerend over eens. De zesde etappe van de Dakar 2020 bestond voor 100 procent uit zand. Geen steen te bekennen. Voor de équipe van Fried van de Laar Racing betekende dat 477 km lang genieten.
De dag werd afgesloten met de 21ste plaats, wat in het klassement de 16de plaats opleverde. Bij het ingaan van de rustdag stemde dat Jan van de Laar tot tevredenheid. “De eerste mijlpaal is bereikt: de rustdag. Gezien de ellende die we hebben gehad met een kapotte versnellingsbak en gebroken bladveren, ben ik met die klassering heel tevreden.”
De DAF stond zo ongeveer als laatste truck aan de start voor de etappe van Ha’il naar Riyad en moest dus weer een inhaalslag maken. Een stuk of zes trucks stak Van de Laar voorbij. “We hebben leuke dingen gedaan vandaag”, vond Jan. “Het was een supervette special, een van de mooiste die ik heb gereden. We konden lekker doorrijden bovendien, want we hadden geen problemen.”
“Het was een mooie, complete proef”, vond ook Ben van de Laar (foto). “Er zat genoeg uitdaging in. De duinen waren geweldig. Het is top om daar met een truck doorheen te rijden. Zeker als je kunt blijven rollen en niet uit de auto hoeft. Het zand ligt ons ook gewoon goed.”
Dat schept perspectieven voor de tweede week, die zondag begint, meenden de broers Van de Laar. De komende etappes beloven namelijk veel zand en duinen. “Het zal afhangen van technische mankementen hoeveel we de komende week kunnen winnen”, keek Ben vooruit. “Als wij daarvan gespaard blijven en anderen lopen er wel tegenaan, en het terrein is ongeveer zoals het vandaag was, kan het alleen maar beter worden.”
In de hoop technische malheur te voorkomen wordt de DAF op de rustdag helemaal uit elkaar gehaald. Zo hoopt men ook de oorzaak te achterhalen van de gebroken bladveren. “We hebben er nog een paar bij ons, maar het is zonde van de tijd die je verliest met stilstaan, als je kunt achterhalen waar het vandaan komt”, zei Jan. “Vandaag hebben we er niet aan gedacht. Het was dusdanig genieten en zo vet om te rijden, dat we ons niet hebben beziggehouden met de bladveren.”