Hopmans haalt op het nippertje de rustdag

Gepubliceerd op: 12-01-2019 07:27

In de Dakar Rally krijg je niets cadeau en zeker niet in de etappe voor de rustdag. De vijfde etappe, die ook nog eens de tweede helft van de marathon vormde, was een heel zware. Herwin Hopmans was dan ook blij dat hij het bivak in Arequipa had gehaald. “Zoveel gezien en meegemaakt onderweg: uren lopen zoeken, helemaal de kluts kwijt, bijna zonder benzine. Het scheelde niet veel.”

De etappe voor de rustdag is traditioneel een van de zwaarste dagen van de Dakar Rally. Herwin Hopmans liep tegen allerlei problemen aan, maar vond het toch wel een goede dag. “Het grootste deel van de dag wel”, vertelde hij. “Alleen op het laatst was het een bende.” Vanaf kilometer 310 (van de 345) moesten de motorrijders twee lussen door de duinen maken. Dat was twee keer dezelfde lus, zodat eigenlijk niemand nog wist waar hij nou eigenlijk zat. Extra verwarrend was dat de auto’s en trucks die lus maar één keer hoefden te rijden.

Hopmans ging samen met Martien Jimmink op pad, maar beiden begrepen niet goed wat nou de bedoeling was. “Ik kwam voor de tweede keer op een pad en dacht dat ik fout zat, omdat ik er al een keer was geweest. Ik ben uren aan het zoeken geweest en was helemaal de kluts kwijt. Waypoint 91 heb ik nog gehaald, maar daarna ging het mis. Ik denk dat ik er een stuk of vier, vijf heb gemist.”

Door het dwalen en rondjes rijden kwam Hopmans bovendien in brandstofnood: het lampje van de benzine ging branden, ten teken dat het bijna op was. “Ik wist niet hoeveel ik nog moest, dus dat was wel even paniek. Bij mensen die langs de route stonden, heb ik benzine gekregen uit het aggregaat. Zij zeiden dat ik nog 20 kilometer moest, maar na 5 kilometer was ik ineens bij de finish.”

Vanaf de finish was het nog 269 km naar het bivak in Arequipa; een rit van bijna vier uur. Weer ging het lampje branden. “Martien Jimmink en ik zijn bij elkaar gebleven, want ook bij hem ging het lampje branden. We zagen in het roadbook dat er na 50 km een tankstation moest zijn. Dat zouden we niet halen, maar als een van de twee zonder brandstof zou vallen, kon de ander tenminste nog helpen.”

Tot opluchting van de twee motorrijders bleek er al eerder een tankstation te zijn. Daar gooiden ze de motoren helemaal vol. “Ik heb zoveel gezien in de etappe: jongens die gecrasht waren – en echt hard. Iedereen die aan het zoeken was. Er is veel gebeurd hoor. Het is niet voor niks dat ik zo blij ben dat ik er ben.”

Nu hij de rustdag heeft gehaald, kijkt Hopmans terug op een toch best aardige eerste week. “Ik ben nog fit. Ik heb er niet veel van te lijden gehad. Maar we juichen nog niet, want er komen nog vijf zware dagen aan. De donderdag komt dichterbij; we gaan dag voor dag verder.”