DakarSpeed tot het kruis in de modder

Gepubliceerd op: 17-01-2018 04:40

De tiende etappe van de Dakar Rally was allesbehalve leuk. Team DakarSpeed kreeg met de ene tegenslag na de andere te maken en het grootste venijn zat in de staart. Tot het kruis stonden Maurik van den Heuvel, Wilko van Oort en Martijn van Rooij in de blubber. En letterlijk met de finish in zicht klapte een band.

“Ik was er helemaal klaar mee”, zegt Maurik van den Heuvel in het bivak in Belén. “Ik zag het echt even niet meer zitten. We stonden met twee kapotte banden vast in de modder, achter de Tsjech Martin Macik die er precies hetzelfde bij stond. Ik ben hem maar gaan helpen, in de hoop dat hij ons dan ook zou helpen, maar een truck van de organisatie heeft ons uiteindelijk los getrokken.”

Een kapot gereden duiker op 5 kilometer voor de finish was de oorzaak van de ellende. In het donker zag Van den Heuvel niet dat de Tsjech er twee banden op kapot reed en ging er achteraan. “We hadden nog maar één reserveband. De andere hadden we al gewisseld. En, alsof de duvel ermee speelt, op 400 meter voor de finish klapt ie. Alles kapot. De jongens moeten aan de bak vannacht om alles gereed te krijgen voor de elfde etappe.”

De dag begon zo goed. Van den Heuvel begon als dertiende aan de 373 kilometer lange special tussen Salta en Belén. Binnen tien minuten had hij al twee trucks ingehaald. “Dan denk je ‘dat is lekker’. Maar de perfecte dag bestaat niet voor ons. Altijd is er iets. Deze keer een luchtlekkage. Dat was trouwens wel de eerste keer dat er iets met de truck was dat niet aan ons lag. In een kwartiertje was het gefikst. Maar toen brak er een bladveer en in de neutralisatie moesten we een band wisselen.”

Het begon al te schemeren toen Van den Heuvel weer uit de liaison kwam om aan de laatste 124 kilometer te beginnen. “Het was al één en al gestuiter en gebuts geweest. Ik werd er gek van. Als dat eens een kwartier of een half uur is, geeft het niet, maar dit ging maar door. Er kwam geen einde aan. Linksom: gebuts. Rechtsom: nog meer gebuts. Allemaal van die korte duintjes en kamelengras en stenen. Harder dan 30, 40 kon je niet. Ik was al blij dat ik af en toe in een rio de 60 kon halen. Dus het vooruitzicht om dat in het donker te doen, stond me helemaal niet aan, maar eigenlijk ging dat best goed. Totdat we 5 kilometer voor de finish op die duiker reden. De boer van wie die was, stond te zwaaien, maar ik begreep het niet en die man sprong natuurlijk opzij toen ik niet stopte. Wel zo verstandig.”

Ondanks alles was Van den Heuvel toch rond middernacht in het bivak. “Ik had niet gedacht dat we er voor drie uur zouden zijn, dus dat valt alleszins mee. Ik ga de overalls in de was doen, want we hebben tot het kruis in de modder gestaan. De jongens zullen wel een nachtje door moeten werken. Morgen de duinen van Fiambalá: dat wordt dus weer een zware dag. Maar ja, het is dan ook een échte Dakar.”

Foto: Shakedown Team

Vorige bericht

Tiende etappe doet Maik Willems pijn

Op papier zag de tiende etappe van de Dakar Rally er helemaal niet zo moeilijk uit. Zo’n driekwart van de 373 kilometer lange proef van Salta naar Belén was zand. Dat moest wel te doen zijn, dacht ook Maik Willems. Viel dat even tegen. “Het was niet moeilijk in de zin van dat je ingewikkelde vogelnestjes moest maken, maar het blééf maar duren. Ik ben nog geen dag fysiek zo moe en door elkaar geschud geweest als vandaag.” De tiende etappe was dus een kuitenbijtertje. Willems had voor de 373 kilometer zeven uur en twaalf minuten nodig. “Het was een ellenlange dag”, zegt hij in het bivak van Belén, waar de thermometer dik boven de 40 graden Celsius uit kwam. “Het bleef maar doorgaan, er kwam geen eind aan. Het schoot ook niet op. Het was een aaneenschakeling van korte duintjes, kamelengras, rio’s, feshfesh en andere zooi. Je kon – op een paar stukjes na – nauwelijks harder dan 30, 40 kilometer en voortdurend werd je tegen het dak van de auto gesmeten. Ik was het op een gegeven moment spuugzat. Maar ja, daar heb je niks aan. Je kunt moeilijk stoppen, want dan lig je eruit en dat is ook niet de bedoeling.” Met de finish in zicht, was het venijn nóg niet afgelopen. “De laatste 5 kilometer kregen we nog een toetje in de vorm van allemaal stukken met water. In het donker. Het was van begin tot eind zo’n typische rotdag die er blijkbaar tussen moet zitten. Het was niet mooi, het was niet spectaculair, het was bikkelen en vooral volhouden. Ik ben blij dat ie erop zit.”   Met de 28ste tijd hadden Willems en zijn navigator Rob van Pelt het toch nog heel aardig gedaan. Lang niet alle 55 auto’s die waren vertrokken uit Salta haalden de finish. Willems schoof zodoende door naar plaats 27 in het klassement en verschafte zichzelf een mooie uitgangspositie voor de elfde etappe met daarin de gevreesde duinen van Fiambalá. “Maar dat is prima. Dat is iets om naar uit te kijken”, vindt Willems. “Fiambalá motiveert.”
 
Lees verder