De auto staat er glimmend bij, alle stickers zitten op hun plaats: Teun Stam is tevreden. Samen met navigator René Bargeman gaat Stam voor het eerst de strijd aan met een auto. De Noord-Hollander is geen groentje in de Dakar. Eén keer ging hij mee in de assistentie, één keer als copiloot van Rob van Pelt met de truck, drie keer stuurde hij zelf een truck naar de finish in de wedstrijd.
De 58-jarige Stam weet dus wel ongeveer wat hem te wachten staat in de Dakar Rally, maar Saoedi-Arabië is voor iedereen nieuw en met de auto deed hij nog niet eerder mee. “Het is best spannend, maar we zijn er helemaal klaar voor. Morgen (zaterdag) nog een dagje hangen en over het podium rijden en dan gaat het beginnen. Van mij mag het.”
Met de truck maakte Stam al veel mee. Het was sappelen, maar in 2013 won hij zowaar op de laatste dag het standaardklassement. “Voor elke minuut gevochten”, zegt hij. “En dat zal nu ook wel weer gebeuren. Ik wil tenminste wel voor een prestatie gaan. Dat zal niet meevallen, maar elk plekkie wat ik kan pakken, zal ik niet laten liggen. Dat zit in het bloed.”
Met de auto is misschien wel de moeilijkste manier in de Dakar. De kans op uitvallen is relatief groot. Stam gaat daar niet vanuit. “De overstap naar de auto’s was een heel proces. We zijn best wat aan het experimenteren geweest. Hebben zelfs nog zelf een auto gebouwd. Uiteindelijk hebben we toch gekozen voor een degelijke en betrouwbare Toyota van 4×4 Centrum Ermelo. Dat is een goede basis, die we zelf nog wat hebben doorontwikkeld. In de Morocco Desert Challenge zijn we er heel aardig veertiende mee geworden. Dat had nog wat beter gekund, maar we hebben de eerste dagen veel laten liggen.”
Dat is Stam dus niet van plan in de Dakar. Hij is zelfs niet van plan om in het donker te rijden, al lijkt dat door het vroege invallen van de avond misschien toch wel eens voor te gaan komen. “Als we in het donker komen te rijden, heb ik niet hard genoeg gereden, denk ik dan. Ik realiseer me dat we niet de snelste auto hebben, dat we het van de degelijkheid moeten hebben, maar dát wil ik toch wel proberen te voorkomen.”