In het bivak bij Bisha kon Olaf Harmsen er wel om lachen, al was het niet echt van harte. Voorafgaand aan de eerste etappe van de Dakar 2021 had de organisatie het gehad over een stenensectie van zo’n 30 kilometer. Zo stond het ook in de beschrijving van het roadbook van de 277 km lange proef tussen Djedda en Bisha. “Maar er kwam geen einde aan,” merkte Harmsen. “Het ging nog zeker 60 kilometer zo door.”
Zo werd de eerste etappe een heftigere dag dan verwacht. Ruim 5 uur en 40 minuten zat Olaf Harmsen op de motor, bijna tweeëneenhalf uur langer dan etappewinnaar Toby Price. “Maar de klassering doet er niet toe. Heelhuids aankomen wel. Met die stenen kan het best gevaarlijk zijn, als je er hard overheen gaat. Ik heb mijn snelheid netjes aangepast.”
De organisatie had het doen voorkomen alsof het wel meeviel met stenen. “De helft gravel, de helft zand en iets van 3 procent stenen”, volgens Harmsen. “Maar het waren alleen maar stenen. Tussen kilometer 92 en 119 zou de meest extreme strook zijn, maar na 119 hield het niet op. Niks winding roads, zoals ze zeiden. Het ging nog zeker 60 kilometer door met stenen.”
Harmsen was blij dat hij er twee weken trainen in Saoedi-Arabië op had zitten. Dat gaf meer vertrouwen en minder spanning. “Ik moet het niet hebben van techniek. Zonder die training had ik veel meer in het stuur zitten knijpen. Nu had ik al ritme opgebouwd en dat hielp zeker. Maar ik hoop er vooral vanaf morgen profijt van te hebben, als we meer zand en duinen krijgen.”
De tweede etappe belooft inderdaad 82 procent zand en 13 procent duinen in de special van 457 km. Of die belofte wel wordt nagekomen, weten we morgenavond.