Hitte geeft Jos Smink weer problemen

Gepubliceerd op: 04-01-2017 06:16

Nadat hij in de eerste etappe al zo’n last had gehad van de enorme hitte in het noorden van Argentinië, was het ook in de tweede etappe de warmte die Jos Smink problemen gaf. Deze keer had hij er zelf minder van te lijden, maar was het de motor van de Ginaf die pufte van de hitte. “Er had misschien iets meer ingezeten dan de zeventiende plaats”, constateerde Smink in het bivak in Tucuman.

Door de enorme warmte – bij de start van de proef voor de trucks was het bijna 47 graden – werd de motor van de Ginaf te heet. “En dan springt ‘ie in een noodloop. De motor houdt dan in. Dat hebben we een keer of twaalf, dertien gehad. De enige manier is om ‘m dan te laten afkoelen voordat je weer verder kunt”, vertelde Jos Smink. “Maar dat iedere keer laten afkoelen, kost natuurlijk wel veel tijd.”

Er was weinig te doen aan het euvel. Ook monteur Peter Nieuwenburg kon er niets mee. “En in die hitte heeft het al helemaal geen zin om je te gaan zitten opvreten”, wist Smink. “Op een gegeven moment heb ik ‘m in de ‘weg-modus’ gezet. Dan maakt de motor iets minder toeren en toen ging het beter.”

Van het stof op de snelle paden had Smink weinig last gehad. Een heel spannende proef vond hij het ook niet. “Het was zo’n dag waar je doorheen moet. Op die inhoudende motor na, hebben we best fijn gered
Op de rijdersbriefing kreeg Smink te horen dat er in de derde etappe van hitte geen sprake meer is. Integendeel: de rijders kregen het advies warme kleding mee te nemen, want de etappe klimt naar een hoogte van 4900 meter en daar is het koud. “Dat is raar om te horen als het nog zo enorm warm is.”

Foto: Condor Media

Vorige bericht

Boom bezorgt monteurs en Jan van de Laar werk

“Ik heb zelf schade gereden, dus moet ik ook zelf helpen het weer in orde te maken.” Jan van de Laar nam alle schuld op zich voor de kreukels in zijn DAF. Tot diep in de nacht waren Van de Laar en de monteurs van het team aan het werk om de truck te repareren. Het zag er dramatischer uit dat het was, maar een boel werk was het wel. Ergens in de eerste helft van de 284 kilometer lange tweede proef was het mis gegaan. In het stof zagen Jan van de Laar en de zijnen een draai naar links over het hoofd. “Ik probeerde nog te corrigeren, maar dat was al te laat”, vertelt Van de Laar in het bivak van Tucuman, tussen het sleutelen door. “De beste optie was rechtdoor. Daar stonden wat bomen. We hebben de minst erge uitgezocht om de truck tegenaan te parkeren. Met een snelheid van 120+ zijn we er goed vanaf gekomen. De boom trouwens ook.” Het was een narrow escape en nadat de mannen hadden vastgesteld dat er niets méér was dan blikschade, hadden ze even tijd nodig om van de schrik te bekomen en de hartslag weer op een aanvaardbaar peil te krijgen. “De cabine aan de bestuurderskant – mijn kant dus – zit in elkaar en de aluminium buizen van de laadbak zijn krom”, somt Van de Laar op. “Ik voel me zo bezwaard dat ik de monteurs zo veel werk geef, dat ik vind dat ik ook moet meehelpen. Het is hier zelfs zo laat op de avond nog bloedheet en die mannen staan volle bak te beuken en te sleuren. Ik heb zelf de schade gemaakt, dus moet ik ook zelf helpen het weer in orde te maken.”
 
Lees verder